Netty Heeren (1924), vanachter het glas van de kassa leerde zij de bezoekers van bioscoop en schouwburg in te schatten.
Stadsgezichten
Netty Heeren: haar kijk vanuit de kassa op theaterbezoekers
door Paul Kriele
Netty Heeren, geboren 7 maart 1924, zag jarenlang het Bossche uitgaanspubliek aan haar voorbij gaan. Vanachter het glas kon zij als kassiëre nog voordat kaartjes waren gekocht, inschatten welk genre publiek naar bepaalde voorstellingen kwam. De kassa van het Concertgebouw was het begin, die van het Casino de laatste waarin ze eindigde, toen ze eind 1985 met de VUT ging.
De sociëteit Casino verhuisde in 1935 van de Papenhulst naar de Parade. In dat jaar is door de Vereniging Sociëteit Casino, een nieuwe schouwburg gebouwd, die in 1968 werd overgenomen door de Gemeente. Afbraak volgde in 1974, het huidige Casino kwam er voor in de plaats. Tekening is van Theo Kivits †
Ik was nog net geen achttien toen ik in het Concertgebouw begon. Voor en in de oorlog was het aanbod in muziek en films meestal Duits getint. Mijn eerste voorstellingen die ik zag waren Wiener Blut en Die Grofge Liebe.
In de oorlogsjaren zat ‚de censuur’ in de zaal om te controleren of er niets bijzonders op het doek verscheen. De tijd bracht ook met zich mee, dat de groenteboer met een bloemkool en de schoenmaker met een paar schoenen en de ander weer met sigaretten kwam aanzetten om toch een kaartje te bemachtigen. Pas op het einde van de oorlog kregen we last met die bombardementen. Het was wel angstig maar de zaal hoefde nooit ontruimd te worden. Het enige dat ik me kan herinneren is dat tegen de bevrijding, najaar 1944, er gewonden in de koffiekamer werden binnengebracht.
Na de oorlog begon ik in de Luxor. De baas Pierre Martens zei: „Ik heb liever dat je naar de Luxor gaat”.
„Nou, wie baas is bakt koek”. De bioscoop in de Hoge Steenweg lag wat centraler en de sfeer was er prettiger, beter publiek en minder van die ram-films.
Vuile troep
Het Concertgebouw stond bekend om zijn kindervoorstellingen. Met Sinterklaas was er een middag voor de parochie St. Pieter en elke woensdagmiddag kinderfilms. Dan kon je gerust een paar emmers in je hok zetten. Die kinderen betaalden met stuivers en dubbeltjes, bakken vol wisselgeld kreeg je binnen. Maar het waren altijd leuke voorstellingen. De zaal lag vol pindaschillen en als het spannend was geweest moest de schoonmaakdienst er aan te pas komen omdat de stoelen bevuild waren.
In 1966 kwam ik bij het Casino, eerst in de horeca. Daar heerste een gezellige sfeer met een groep vrouwen onder elkaar die veel plezier maakte. Het was hard aanpakken tot 's avonds laat. We deden het alsof liet onze eigen zaak was. Je had de garderobe, je moest
67
de mensen opvangen en naar hun plaats brengen en in de pauze koffie serveren. In het oude Casino waren de foyers erg gehorig. Dat was wel een bezwaar.
Op een dag vernamen we het bericht dat de schouwburg plat ging. Het theater verhuisde tijdelijk naar het St. Janslyceum de concerten naar het Provinciehuis en de films naar het Jeroen Boschhuis. Het was er minder royaal, maar we waren uit de brand. Twee jaar duurde het. In de nieuwbouw in 1976 zaten vier filmzalen en het flimhuis. Vóór die tijd, onder Top en Martens, was er maar af en toe een theatervoorstelling. De faciliteiten voor de artiesten verbeterden. In de kelder opende een eigen artiestenfoyer. Het toneel werd hoger en er kwamen dubbele deuren in de zaal. Voor het personeel was het minder leuk. Ik werd kassiëre. In onze cabines verloren we het kontakt onderling en veelal ook met het publiek. Met de uitzendkrachten van Appél was helemaal geen band. De ene keer zag je die en dan weer een ander gezicht.
Het nieuwste van de filmexploitatie was het Todd AO systeem, een breed filmdoek en geweldig geluid. Met kerstmis 1970 draaide Jesus Christ Superstar, dat volle zalen trok.
Het Casino had een veel breder publiek dan de bioscopen, er was film, concert en toneel. Het merendeel van de bezoekers kwam van buiten. Het waren zeker niet uitsluitend Bosschenaren. Bij Tineke Schouten, André van Duin of een operette wist je vooraf dat er veel bezoekers uit Rosmalen, Vught en Sint Michielsgestel op af zouden komen.
Haantje de voorste
Het moeilijkste facet vond ik om ook bij lastige mensen vriendelijk te blijven. Een Bosschenaar is vrolijk van aard. Bij de kaartverkoop staan ze als eerste in de rij om verzekerd te zijn van een goed plekje. Dat is ze veel waard. Huiverig of bang was ik bij de verkoop van de laatste kaartjes van een voorstelling. Ik voelde me dan wel eens bedreigd wanneer je genoodzaakt was als je iemand teleur moest stellen.
De theatersupermarkt, waar je tijdens een open huis kunt inschrijven op een abonnement was een vondst van Ton Vugs, de publiciteitsman en van directeur Luc van Gent. Het idee sloeg zo aan, dat zelfs landelijk schouwburgen met hetzelfde systeem begonnen. Kassiëre zijn was een stuk van mijn leven, anders had ik er beter niet kunnen gaan werken.